speakasap.com/nl/seven/2/#exercise-4

Упраж­не­ния
Упраж­не­ние №4
Пе­ре­ве­ди­те на рус­ский язык и за­пол­ни­те ячей­ки
Ik werk bij de bank. (werken – ра­бо­тать; bij – в; de bank – банк; bij de bank – в банке)
Где
werk jij?
Почему
werk jij
в банке
?
Jij werkt in het weekend. (het weekend – вы­ход­ные; in het weekend – на вы­ход­ных)
Что
doe jij in het weekend? (doen – де­лать)
Работаешь
jij in het weekend?
Почему
werk jij
на выходных
?
Когда
werk jij?
Werk
ты
de hele dag? (de hele dag – целый день)
Hij woont in het centrum. (het centrum – центр; in het centrum – в цен­тре)
Где
woont hij?
Met wie
живет

он
? (met wie – с кем)
Кто
woont
в центре
? (het centrum – центр; met wie – с кем; wie – кто)
Wij komen op zaterdag. (op zaterdag – в суб­бо­ту)
Когда
komen
вы
?
Кто
komt op zaterdag?
С кем
wie komen jullie?
U begrijpt Nederlands heel goed. (begrijpen – по­ни­мать; Nederlands – гол­ланд­ский язык; heel – очень)
Понимаете
U me
хорошо
? (me – меня)
Begrijpt
Вы
alles? (alles - всё)
Zij zoeken een appartement niet ver van het centrum. (zoeken – ис­кать; een – неопре­де­лен­ный ар­тикль; appartement – квар­ти­ра; niet – не; ver – да­ле­ко; van – от)
Кто
zoekt een appartement
недалеко от
het centrum?
Где
zoeken
они
een appartement?
Ik schrijf een brief. (schrijven (schrijf, schrijft, schrijven) – пи­сать; een brief – пись­мо)
Что
schrijf je?
Naar wie
пишешь
je een brief? (naar wie – кому)
Jij praat met de ouders. (praten – го­во­рить; met – с; de ouders – ро­ди­те­ли; met de ouders – с ро­ди­те­ля­ми)
С кем
praat jij?
Hoe vaak praat jij
с родителями
? (hoe vaak – как часто)
Что
zeg jij? (zeggen – ска­зать; praten / zeggen - как в ан­глий­ском talk / say)
Ik versta je slecht. (verstaan – по­ни­мать (слы­шать), je – тебя; slecht – плохо)
Hij koopt het voedsel in de winkel. (kopen – по­ку­пать; het voedsel – еда; in – в; de winkel – ма­га­зин; in de winkel – в ма­га­зине)
Что
koopt hij
в магазине
?
Где
koopt hij
еду
?
Wij gaan wandelen. (gaan – идти; wandelen – про­гу­ли­вать­ся, гу­лять)
Куда
gaan jullie?
Почему
gaan jullie daar naar toe? (daar naar toe – туда)
Проверить Очистить
  Про­слу­шать от­ве­ты

speakasap.com/media/audio/nl/lesson2_answer4.mp3

Пра­виль­ные от­ве­ты
 4 из 4

Ik werk bij de bank. — Я работаю в банке.
Waar werk je? — Где ты работаешь?
Waarom werk je bij de bank? — Почему ты работаешь в банке?
Jij werkt in het weekend. — Ты работаешь на выходных.
Wat doe jij in het weekend? — Что ты делаешь на выходных?
Werk jij in het weekend? — Ты работаешь на выходных?
Waarom werk jij in het weekend? — Почему ты работаешь на выходных?
Wanneer werk jij? — Когда ты работаешь?
Werk jij de hele dag? — Ты работаешь весь день?
Hij woont in het centrum. — Он живет в центре.
Waar woont hij? — Где он живет?
Met wie woont hij? — С кем он живет?
Wie woont in het centrum? — Кто живет в центре?
Wij komen op zaterdag. — Мы придем в субботу.
Wanneer komen jullie? – Когда вы придете?
Wie komt op zaterdag? — Кто придет в субботу?
Met wie komen jullie? — С кем вы придете?
U begrijpt Nederlands heel goed. — Вы очень хорошо понимаете голландский.
Begrijpt U me goed? — Вы меня хорошо понимаете?
Begrijpt U alles? — Вы все понимаете?
Zij zoeken een appartement niet ver van het centrum. — Они ищут квартиру недалеко от центра.
Wie zoekt een appartement niet ver van het centrum? — Кто ищет квартиру недалеко от центра?
Waar zoeken zij een appartement? — Где они ищут квартиру?
Ik schrijf een brief. — Я пишу письмо.
Wat schrijf je? — Что ты пишешь?
Naar wie schrijf je een brief? — Кому ты пишешь письмо?
Jij praat met de ouders. — Ты разговариваешь с родителями.
Met wie praat jij? — С кем ты разговариваешь?
Hoe vaak praat jij met de ouders? — Как часто ты разговариваешь с родителями?
Wat zeg jij? — Что ты говоришь?
Ik versta je slecht. — Я тебя плохо слышу.
Hij koopt het voedsel in de winkel. — Он покупает в магазине еду.
Wat koopt hij in de winkel? — Что он покупает в магазине?
Waar koopt hij het voedsel? — Где он покупает еду?
Wij gaan wandelen. — Мы идем гулять.
Waarheen gaan jullie? — Куда вы идете?
Waarom gaan jullie daar naar toe? — Почему вы туда идете?